De lange magere man fronste zijn, door de zon getaande, gezicht en klopte aarzelend op de poort. Het duurde even toen de poort geopend werd door een blonde dame, die hem uitnodigde binnen te komen. “Welkom”, sprak ze, “Welkom op deze plaats waar iedereen gelukkig is en waar we geen ziektes of oorlog kennen.”. “Ik ben nieuw hier”, sprak de man, en stapte aarzelend de poort door, nieuwsgierig om zich heen kijkend.

Achter een deur klonk muziek. Het klonk hem bekend in de oren, maar hij wist zo de artiesten niet thuis te brengen.
“Ik zal je voorgaan”, zei de dame, en opende de deur naar een grote ruimte waar in de verte op een groot podium enkele muzikanten vol passie en vuur stonden te spelen. Toen hij dichterbij kwam meende hij Willie Dixon te herkennen (die op de contrabas stond te spelen).

Langzaam naar voren schuifelend door het publiek, waar hij veel bekenden meende te zien, kwam hij dichter bij het podium.
Nu hij de muzikanten beter zag herkende hij ze ook. Mitch Mitchell speelde drums, Lester Butler stond aan de kant met mondharmonica in de hand terwijl Sean Costello een solo speelde, begeleid door BB King op gitaar.

“Mag ik wat vragen?”, vroeg de man, “Ik kan alle muzikanten hier plaatsen, alleen BB King… dat begrijp ik niet helemaal!”
“Och”, antwoordde de dame, “BB King is allang dood, alleen weet hij het zelf nog niet….”.